maandag 26 maart 2012

Een duo-blog, castells beschouwd


Een korte motivatie.... Ik woon samen met mijn vriend Robbert. Robbert studeert bedrijfskunde aan de Erasmus universiteit. Net als ik gaat hij vanaf komende zomer zijn master beginnen. Onze twee verschillende studies zorgen voor voldoende stof tot discussie thuis; De (toekomstige) cultuurwetenschapper versus de (toekomstige) bedrijfskundige, of de student aan de Tilburg University versus de student aan de Erasmus Universiteit. Maar gelukkig geven we elkaar ook inzicht, een ander perspectief en vullen we elkaar, waar nodig, aan .....

Lieve Robbert,
Afgelopen week hebben we stof behandeld die naar mijn inzicht evengoed in jouw studie zou passen als de mijne. Het ging over Manuel Castells, een Spaanse stedelijk socioloog, die beroemd is geworden met zijn werk The Information Age: Economy, Society and Culture (waar hij maar liefst twaalf jaar aan heeft gewerkt!). Interessant, volgens mij, omdat dit zijn voorspellingen zijn voor de 21e eeuw, geschreven in de tijdsgeest van een socioloog in de 20e eeuw. Ik zal even in een notendop vertellen waar het over ging, omdat ik jouw aandacht graag vast wil blijven houden voor hetgeen wat jou zal interesseren; zijn werk anno 2011 (The aftermath of the crisis).In The Information Age: Economy, Society and Culture beschrijft Castells wat er gaande is met de 'nieuwe samenleving'; de netwerksamenleving. Een samenleving waar informatie de primaire grondstof is. We leven in een kenniseconomie, dit verschijnsel zal jou wel wat zeggen en ik denk dat je niet anders dan kan beamen dat dit zo is. Dankzij de nieuwe technologieën leven we niet meer met tijd zoals we dat gewend waren in de industriële tijd. Wij zijn vleesgeworden tijd, met alle gevolgen van dien. We leven in een eeuwig universum dankzij netwerken (Debroux, 2000). Castells concludeert dit stuk (wederom moet ik vanwege de omvang dit kort proberen samen te vatten), met dat de toegang tot rijkdom voor individuen afhankelijk zal zijn van hun toegang tot de opvoeding en voor de samenleving geheel van aard. Burgers zullen hun eigen zingeving vorm moeten geven, en meer afstand nemen van de wereldmacht (Debroux, 2000).

Niet echt stof om vrolijk van te worden, wel om over na te denken. Omdat dit in de jaren '90 geschreven is had hij nog geen notie wat de opkomst van de social media zou betekenen,en hoe dit effect zou hebben op de gemeenschappen van mensen, en voor mensen als individu. Dit brengt me naar anno nu, waarin hij zijn werk doorzet en bijschaaft met de wetenschap en kennis die hij toen niet had. Ondertussen is hij begonnen, met een internationaal topteam aan wetenschappers, aan een grootschalig onderzoek over de effecten van de economische crisis op onze (netwerk) samenleving heeft, hoe instituties daar op in spelen, en hoe communities een verschil kunnen maken. Een verhelderend filmpje over zijn werk is dat van Bregtje van der Haak (VPRO, Backlight, 2011):


Als ik het filmpje bekijk merk ik een tsunami aan gevoelens; ik voel angst, ik voel me verraden, maar ergens voel ik ook een beetje hoop en ik voel me gek genoeg nog meer (globaal) verbonden met mensen.
Wat gaat er door jou heen als je het ziet? En hoe beschouw jij dit, als een bedrijfswetenschapper, zullen we meer dan ooit slaven blijven van het geld, van het kapitalisme? Staan we als mensen in onze nieuwe communities sterk? Laat jouw licht eens hierop schijnen ....

Lieve Iris,
Sinds jij bent begonnen met studeren aan de UvT kom jij steeds weer met boeiende en interessante verhalen thuis. Het feit dat jij Algemene Cultuurwetenschappen studeert heeft mijn culturele ogen verder geopend. Zo weet ik inmiddels dat musicals niet tot hoge cultuur behoren, dat een tekst een ritme moet hebben om prettig te lezen en ga zo maar door. Veel onderwerpen zijn ook voor mijn studie erg interessant en leiden dan ook vaak tot interessante discussies, bijvoorbeeld over hoe meer mensen naar de musea te trekken. Nu wij bijna dagelijks aan den lijve ondervinden, hoe diversiteit in perspectieven kan leiden tot creatievere oplossingen, leek het ons leuk om samen iets te schrijven op jouw blog voor mediawijsheid. 
We beginnen maar meteen goed met een makkelijk onderwerp: ‘de crisis’, als door de ogen van Manuel Castells en de zijnen. De film van Manuel Castells over de crisis bekijk ik op meerdere manieren. Enerzijds probeer ik er zoveel mogelijk naar te kijken vanuit een bedrijfskundig perspectief: waar ik kan probeer ik de context van de problematiek te doorgronden en mijn theorieën toe te passen. Anderzijds kijk ik ernaar als een van de participanten/actoren in de ontwikkelingen: met eigen normen, waarden en idealen. Laat mij beginnen met een korte geschiedenis. 

Bedrijfskunde werd vroeger gedoceerd aan sociologische faculteiten. Op een bepaald moment is Bedrijfskunde losgekomen van Sociologie en daarmee heeft een belangrijke verschuiving in perspectief plaatsgevonden: namelijk van de samenleving als geheel naar het perspectief van top management. Een ander belangrijk verschil met Sociologie is dat bedrijfskunde specifiek inzoomt op heterogeniteit tussen verschillende bedrijven. Met andere woorden: een primaire interesse van de bedrijfskunde focust zich op hoe bepaalde bedrijven (individueel) beter presteren dan andere bedrijven. Sociologen nemen veelal het perspectief van de samenleving als geheel aan. In de sociologie wordt, zo meen ik –meer dan in de bedrijfskunde- de maatschappij als systeem gezien. Zo herinner ik mij een onderzoek van de socioloog Emile Durkheim die het bestaan van iets als misdaad probeerde te verklaren aan de hand van haar functie in de maatschappij. Misdaad had een functie en zou bij de rest van de maatschappij leiden tot saamhorigheid. Een voorbeeld van de samenleving als systeem.
Op dit moment is er veel discussie gaande over welke belangen bedrijven zouden moeten nastreven. We zijn tegenwoordig al zover dat tot de belanghebbers van een bedrijf niet lauter meer haar aandeelhouders worden gerekend. Toch wordt het creëren van aandeelhouderswaarde nog altijd als de belangrijkste taak van het topmanagement gezien. Dit roept misschien negatieve gevoelens op, maar het is realiteit en dit hoeft zeker geen negatieve zaak te zijn.  Dit is de situatie in de corporate wereld en ik hoop dat het verschil met sociologie duidelijk is. 

Wat ik interessant vond aan het filmpje van Castells is dat er daarin gesproken wordt over ‘geschiedenis als vooruitgang’. Dit heeft geleidt tot een set spelregels voor de economie die wij als normaal beschouwen. Omdat deze welvaartsgroei bijna niet vol te houden is zal de geschiedenis anders worden. Van ‘geschiedenis als vooruitgang’ in naar een geschiedenis waarbij vooruitgang bestaat naast een ‘netwerk van problemen’. Van de crisis op het ene vlak rollen we in een crisis op een ander vlak. Innovatie en wetenschap zullen in de toekomst enkel nog dienen ter oplossing van verschillende crisissen en niet langer gedreven zijn door nieuwsgierigheid. Dit alles zal plaatsvinden doordat het huidige mondiale kapitalisme koste wat kost gehandhaafd dient te worden. Dat is wat ik eruit opmaak. 
Castells heeft kritiek op het deterministische en onvermijdelijke karakter van de crisis. De personen in de film beklagen zich over het: “something happened, we need to fix this”. Bijna alsof er geen menselijke actoren bij betrokken zijn. Ook beklagen zij zich erover dat er geen hand in eigen boezem wordt gestoken maar dat de politieke en financiële elite min of meer verwachten dat de normale burger dit wel op zal lossen.In eerste instantie werkt dit heel erg op mijn gevoel. Ik moet toegeven dat het bij mij ook aanvoelt alsof wij de/een last zullen moeten gaan dragen. Deze last is heb ik niet zelf veroorzaakt: dus wie zijn schuld is het, wie kan ik verwijten? 

In het slot van het filmpje wordt toegewerkt naar een oplossing voor het probleem. Castells maakt inderdaad heel mooi duidelijk dat de mens snel geneigd is om anderen verwijten te maken. Ook stelt Castells dat de nationale politiek en media erg slim worden ingezet om het mondiale kapitaal overeind te houden. Er worden door hem dan ook twee soorten groepen geschetst: groepen die met wroeging gevuld zullen zijn versus mensen die de hoopvol zijn. Mensen die terug willen en mensen die nieuwsgierig zijn naar de toekomst. Dan komt het moment waarop ik een oplossing van hem verwacht, maar deze blijft uit. Castells draagt vooralsnog zelf geen oplossing voor behalve: “wees samen, heb vertrouwen en wees tolerant: van daaruit kunnen we wachten”. Hij concludeert vervolgens zelf dat dit een utopie is. 

Je merkt misschien al welke kant ik op wil gaan met mijn schrijven; ik heb nogal wat kritiek op de film van Castells. Hoewel het betoog mij in eerste instantie erg aansprak ben ik er -gedurende ik er meer over nadacht- negatiever over geworden. Ik probeer de film in een ander perspectief te plaatsen en ik kom tot een andere conclusie dan Castells en neig ook naar een ander soort oplossing.   

Veel van de vooruitgang van de afgelopen dertig jaar hebben wij te danken aan het goed functioneren van onze instituties. De liberalisering van het bankwezen bijvoorbeeld heeft ons zeer grote welvaartsprongen opgeleverd. Goed werkende instituties werken als een katalysator voor een economie, zie ook het artikel Institutions van D. North, (1991). Instituties worden in mijn ogen te vaak negatief afgeschilderd. Hierbij zie ik een belangrijke parallel met de bureaucratische organisatievorm. Bureaucratieën roepen bij ons veelal een negatieve associatie op, dit is deels terecht. Wij stellen ons bij een bureaucratie ellelange wachtrijen voor, met medewerkers die niet met elkaar communiceren en telkens weer doorverbinden. Toch is het ook belangrijk te realiseren dat de bureaucratische organisatievorm een van de eerlijkste is in zijn soort. Twee belangrijke kenmerken van de bureaucratische organisatie zijn: 1) talent wordt aangesteld op basis van competentie en 2) de onderneming is publiek eigendom. Idealiter heeft dit twee grote voordelen: de beste persoon komt op de functie, en de onderneming blijft voortbestaan over meerdere generaties. Zo blijven assets in het bedrijf waardoor latere generaties er ook profijt van hebben.
Natuurlijk werken bureaucratieën niet perfect, evenzo geldt dit voor instituties. Wanneer ik kritiek heb probeer ik  echter wel in termen van alternatieven te praten. Als ik dan bijvoorbeeld kijk naar een paternalistische organisaties en overheden, onze instituties en bureaucratieën erg eerlijk zijn. Het is dus maar hoe je ernaar kijkt en welk alternatief je ertegenover stelt. 

Dan kom ik bij mijn belangrijkste punt van kritiek op Castells en iets wat mij eigenlijk zelfs een beetje boos maakt. Castells heeft het over “as if there are no human actors”. Hij schetst een beeld dat er mensen zijn die een beest opereren die zo overal aan kan vallen. En dat wanneer er iets gebroken wordt, de normale burger dat moet repareren. Zo voelt het misschien ook wel, maar ik vind dat hij hiermee juist het wantrouwen jegens de instituties voedt. Hij zoekt nota bene de mensen die dat beest opereren om hen de schuld te kunnen geven. Dit terwijl hij zelf stelt dat nationalisme in tijden van crisis altijd wordt ingezet om anderen de schuld te geven. 
Het stukje over Finland vond ik erg naar, maar vind het enorm slecht om het in zo’n film te gebruiken omdat het de angst van mensen voedt. Castells bezorgt zijn toeschouwers angst om ze te overtuigen: het beest, Finland, de lege stad Detroit. Deze beelden zijn een sterk contrast met de harmonieuze beelden in het park. Waarbij de harmonie in het park moet worden geassocieerd met zijn ideeën en de angstige scenes met het onheilspellende lot dat onze instituties ons zullen bezorgen. Dit is in zichzelf ook een knap stuk branding...

Ik ben een groot voorstander van diversiteit. Ik hou ervan om mij bloot te stellen aan andere culturen en andere disciplines omdat zij mij continue een spiegel voorhouden. Ik geloof oprecht dat de echte levenslessen geleerd worden door je bloot te stellen aan nieuwe ervaringen, mensen en situaties. Daarom was ik ook zo nieuwsgierig en positief toen ik zag dat in het filmpje zowel historici, als economen, als fysici, als sociologen aan het woord kwamen. Toch wordt in het volledige filmpje op eenzelfde manier gesproken (v.b. ‘systeem’). Mensen komen van diverse disciplines maar in feite verkondigen zij dezelfde gedachte. Mijn vraag is dan ook hoe divers deze groep werkelijk is, en of zij met deze film niet zelf aan ‘branding’ doen? Naar mijn mening verschilt deze film weinig van de film over Detroit/General Motors. Zij schetsen beiden een probleem, noemen geen oplossing behalve: wees samen, heb vertrouwen, wees tolerant, we moeten dit samen doen.. 

Dertig jaar lang hebben wij met zijn allen geprofiteerd van onze welvaartsgroei en klaagde niemand. In mijn ogen is het logisch dat we met zijn allen een tandje minder moeten. Ik maak mij daarbij geen illusies: wij zullen flink minder moeten en er zal altijd een elite zijn die zich blijft misdragen ten koste van ‘het volk’. Moeten wij dat dan maar accepteren? Zijn er alternatieven? Nee? Dan kunnen wij dit inderdaad maar het best accepteren. Ondertussen staan wij in het bedrijfsleven te springen om creatief talent om alle crisissen het hoofd te bieden. Of, om een alternatief te vormen en misschien wel om corporate climate voorgoed te veranderen! Op mijn studie word in ieder geval volop gesproken over de ‘rise of the creative class’. De managers van de toekomst omarmen diversiteit: vrouwen, creativelingen, arbeidsmigranten, kom maar op jullie krijgen allemaal een eerlijke kans om dingen te veranderen! Robbert Borsje    

Uitnodiging: 29 mei 13:00 krijgen wij bij het vak Corporate Finance uitleg over de financiële crisis.   Als er mensen zijn die naar aanleiding van deze blog dit college bij willen wonen, laat het dan weten (@robbertborsje), dan ga ik mijn best doen bij de docent!



















zondag 11 maart 2012

Privacy is je recht, ook op het internet

In het zesde college van onze cursus mediawijsheid op de #Uvt werden we door Karlijn Muller aan het denken gezet over het onderwerp privacy op het internet. Geschokt als dat ik was door de (bevreesde) profielschets die over mij gemaakt was, werd het ineens een zeer levend onderwerp. Blijkbaar is er door de jaren heen voldoende op internet gezet, hetzij door mijzelf of een bekende, zonder nadenken over bescherming van de informatie. Gevolg; een profielschets met informatie waarvan ik liever niet wil dat een vreemde dat weet.

Ook volgens Inge van Erkel en Simone Levie van  @DeStudentcoach (2011) kent social media zijn nadelen als publiek en sociaal domein. Op internet is alles zichtbaar, onbeperkt lang en voor iedereen. Daarnaast vergeet het internet niets, alles wat erop staat is voor eeuwig (pp.20). Zeker in het verband met een serieuze baan, en in het bijzonder een baan met een voorbeeldfunctie, is het goed om na te denken over het beeld dat jij bij anderen oproept door het gebruik van social media.

Het is niet lang geleden dat ik zelf als leerkracht voor de klas stond, terwijl er vanalles beschikbaar blijkt te zijn op het internet. In een bericht van de NOS geeft voorzitter Michiel Rog van CNV Onderwijs aan dat leerkrachten en leerlingen zich soms niet bewust zijn van wat ze doen op social media. Dit heeft gevolgen voor digitale veiligheid binnen een school. Als reactie op dit fenomeen heeft de CNV een document opgesteld die scholen als protocol voor de omgang met social media kunnen gebruiken. Uitgangspunt is dat professionals zelf weten hoe zij hiermee verstandig omgaan. Het digitale gedrag op social media wijkt niet af van het real life gedrag binnen de school.
Volgens de CNV heeft dit protocol als doel de dialoog over het gebruik ervan op gang te brengen en een handreiking te bieden voor meer duidelijkheid in het grijze gebied tussen binnen- en buitenschools mediagebruik.

In het protocol wordt bijvoorbeeld gewezen dat het onverstandig is om over conflicten binnen de school te schrijven of foto's te verspreiden van feestende en drinkende leraren. Dat wil niet zeggen dat een leraar niet meer feestend of drinkend op een foto zou moeten kunnen, maar zich bewust moet worden van de privacy-mogelijkheden die social media biedt. Verder wordt in het protocol leraren aangeraden om strikt onderscheid te maken tussen werk en prive. Dat betekent verschillende accounts aanmaken. Wederom betekent dit volgens het CNV het afschermen van de prive-account en die alleen met vrienden te delen. Van Erkel en Levie (2011) zeggen echter dat je je privacy-instellingen van Facebook wel goed kunt instellen, maar via via is het toch vrij eenvoudig om aan jouw gegevens te komen. Als leraar kan je dan niet meer doen dan wat in jouw macht ligt. Verder kan @DeStudentcoach het protocol aanvullen met wat concrete tips; Twitter, chat, of update nooit vanuit de kroeg of na een paar drankjes. Je taalgebruik is anders en je zegt dingen die je anders niet (zo) gezegd zou hebben (pp.20). Een andere concrete tip is het voorzichtig zijn met het opgeven van je locatie in Twitter. Als je Twitters vanaf een andere locatie, dan weet men in elk geval dat je niet thuis bent (pp.55). Verder moet je altijd bewust zijn wat je op het internet zet, en je realiseren dat, als je iets op het internet plaatst, dat openbaar is (pp.28).

Werken aan de bewustwording van privacymogelijkheden is noodzakelijk. En niet alleen binnen het onderwijs. Je beschermt je intieme informatie, zoals foto-albums en brieven in de analoge wereld  ook door ze goed op te bergen en alleen maar beschikbaar te stellen aan mensen waar je voor kiest. Die mogelijkheid moet je ook in sociale media hebben, maar je er ook bewust van zijn dat die mogelijkheden er zijn!


Gebruikte bronnen:

van Erkel & Levie (2011). @DeStudentcoach.

http://www.cnvo.nl/nc/actueel/nieuws/onderwijs-nieuws/nieuws-details/article/cnv-onderwijs-stelt-social-media-protocol-beschikbaar.html





maandag 5 maart 2012

Leerstijlen


Elk persoon heeft een andere manier van leren volgens Kolb. Vaak worden meerdere leerstijlen gecombineerd, echter wel met een duidelijke voorkeursstijl. Dat is de stijl waar vanuit je vertrekt in het leerproces. Uiteindelijk vormen alle fasen samen het leren dat een proces is waarmee men verder kan komen. Het model van Kolb maakt inzichtelijk hoe een individu leert, en door bewust te zijn van deze kennis kan een student of leerling dit als uitgangspunt gebruiken.  Zo kan men ontdekken wat de optimale leeromgeving is. Kolb onderscheidt twee dimensies waarop verschillen in leren geconstateerd kunnen worden:

-       Van concreet ervaren tot abstract redeneren; ga je uit van de praktijk of de theorie?
-       Van actief experimenteren tot reflectief observeren; probeer je het liever zelf uit en kijk je eerst de kunst af? (www.vumc.nl)

Naast de leerstijl van Kolb bestaat er ook de Inventaris van LeerStijlen (ILS) van Jan Vermunt (Rijksuniversiteit Groningen). Ook deze kunnen ingezet worden in een onderwijssituatie. Vermunt onderscheidt de volgende leerstijlen:

1    De reproductiegerichte leerstijl. De student die deze stijl gebruikt, houdt van stampen. Hij is gericht op het letterlijk reproduceren van de leerstof en houdt van toetsen.

(Dit is overigens de leerstijl waar Hans van Driel menig student menig college voor ‘waarschuwt’)

2   De betekenisgerichte stijl. De student richt zijn aandacht vooral op de hoofdzaken van de te bestuderen stof. Hij onderzoekt de standpunten, ideeën en conclusies, legt verbanden en vormt ook zijn eigen mening. Hij leert vanuit persoonlijke interesse

(Deze leerstijl komt het meest overeen met de criteria die worden gebruikt voor de W.O.-student)

3  De toepassingsgerichte stijl. De student richt zich vooral op de toepassingsmogelijkheden van de leerstof. Hij wil weten of de leerstof relevant is voor de praktijk en heeft vooral behoefte aan concrete informatie en voorbeelden. Het leren is nu vooral beroepsgericht.

(Deze leerstijl komt vooral veel voor in het HBO-onderwijs)

4 De ongerichte stijl. Een vierde leerstijl (die eigenlijk geen leerstijl is) is de ongerichte leerstijl. Dit is de enige die in het WO niet tot studiesucces leidt. Wat deze leerstijl dan precies wel inhoudt blijft onduidelijk.

Het verschil tussen beiden leerstijlen is dat de leerstijlen van Vermunt zich eerder voordoen als een optie waaruit men kan kiezen. Bij Kolb is het echter zo dat behalve men een (voorkeurs)leerstijl bij zichzelf kan ontdekken, het model ook wordt gebruikt als een proces bestaande uit verschillende fasen.
Het omgaan met een mediawijze wereld, zoals we dat leren in deze cursus kan makkelijk toegepast worden binnen het model van Kolb. Neem als voorbeeld het project dat @Sirillustratie en ik (@Iris_rent) op gaan zetten; ons ‘opensource’ – 3.0-kinderboek.  Volgens de test die is afgenomen op http://www.thesis.nl/kolb/ blijkt dat ik een lichte voorkeur heb voor de leerstijl van de doener (zie het schema). Als eerste heb ik een mail gestuurd naar een vriend van mij met het voorstel langs te komen om het project in zijn klas op te zetten (gecombineerd met een taalproject). Als een afspraak staat zullen we moeten waarnemen en gaan overdenken. Een reflectie zal op zijn plaats zijn. Vervolgens moeten we gaan bedenken welke media het meest geschikt zal zijn om in te zetten in het project. We kunnen hier de #DTV-sessies tevens voor gebruiken. We bedenken een aanpak die we kunnen gebruiken, we presenteren dit voor de kinderen, en we gaan het experiment aan.

En hier start de cyclus opnieuw:

  

Niet alleen zullen wij zelf meerdere keren het proces meemaken; ook zal er rekening gehouden moeten worden met de (voorkeurs)leerstijlen van de kinderen.

 Mijn leerstijl: Doener

 


Bilbiografie:

Rijksuniversiteit Groningen. www.rug.nl/so

VU medisch centrum Amsterdam. www.vumc.nl